Geert ontdekte muziek al op jonge leeftijd. Als zesjarige trok hij vanuit het Dominiek Savio-instituut in Gits naar de muziekschool van Roeselare, waar hij twee jaar lang notenleer volgde en telkens uitmuntende resultaten behaalde, steevast boven de 95%. Toch stuitte zijn enthousiasme op een onverwachte hindernis: bij de muziekschool van Oostende kregen zijn ouders te horen dat hij daar zonder instrument “niets te zoeken” had.

Die tegenslag kon zijn passie voor muziek niet doven. Hij vond zijn weg in de zang en werd lid van verschillende koren: het kinderkoor van Sint-Catharina onder leiding van E.H. Jozef Dhooghe, later het Sint-Gregoriuskoor bij Marie-Roos Hostyn, en vervolgens bij Matondo en nog verschillende andere koren, waar zijn stem opnieuw tot volle bloei kwam. Ook bij TOSO – The Ostend Street Orkestra bracht hij zijn zangtalent tot leven, in een levendige, eigenzinnige mix van muziek en straatcultuur. Bij showband Willen Is Kunnen vond hij daarnaast een andere manier om betrokken te zijn: niet als spelend lid, maar als redacteur van het clublad, waarin hij met zorg en creativiteit het leven van de vereniging vastlegde.

Naast muziek ontdekte hij op school bij het Dominiek Savio-instituut ook zijn talent in het zwemmen. Vanaf 1967 nam hij deel aan de nationale zwemkampioenschappen voor gehandicapten. Dat jaar was hij nog te jong voor officiële deelname, maar hij zwom toch buiten competitie en won de 25 meter rugslag, uitsluitend met zijn benen. Later sloot hij zich aan bij de sportclub voor gehandicapten Gruuthof in Varsenare, waar hij zijn kracht in de rugslag verder ontwikkelde en in totaal acht keer Belgisch kampioen werd. In 1972 werd hij beloond met de gouden medaille van de stad Oostende, een erkenning die zowel zijn doorzettingsvermogen als zijn talent onderstreepte. Zijn prestaties wekten soms bewondering en ook jaloezie op; Rudolph Vamoerkerke, baas van reisagentschap Sunair en eigenaar van basketploeg SUNAIR Oostende, vroeg zich hardop af waarom “die kleine pagadder” wél de gouden medaille van Oostende kreeg, terwijl zijn kampioenenploeg dat niet kreeg.

Zo groeide hij op met een rijk en veelzijdig parcours: niet langs het klassieke pad van muziekschool of sportclub, maar via stem, pen, inzet en onverzettelijke doorzettingskracht, steeds gedreven door zijn liefde voor muziek en beweging.